Als je goed gebruik maakt van de mogelijkheden die het web 2.0 te bieden heeft maak je automatisch gebruik van API's, mashups en tags.
Maar hierbij even een omschrijving van bovenstaande termen vanuit Wikipedia:
Een application programming interface
(API) is een verzameling definities op basis waarvan een computerprogramma kan communiceren met een ander programma of onderdeel (meestal in de vorm van bibliotheken). Vaak vormen API's de scheiding tussen verschillende lagen van abstractie, zodat applicaties op een hoog niveau van abstractie kunnen werken en het minder abstracte werk uitbesteden aan andere API's. Soms wordt als synoniem voor API de benaming bibliotheek gebruikt, maar dit is niet helemaal juist: een API vormt de toegang tot de bibliotheek. De API is daarbij de definitie van functies en andere objecten die in de bibliotheek beschikbaar zijn voor de applicatie.
Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Application_Programming_Interface)
Een
Mashup (van Engels to mash (it) up, samenstampen, vermengen) is een term die gebruikt wordt voor het creëren van iets uit twee of meer verschillende werken. Er zijn twee domeinen waar de term specifiek gebruikt wordt:
Mash-up, een muziekstuk dat bestaat uit een aantal door elkaar gemengde muziekstukken.
Mashup (internetapplicatie), een website of -applicatie die gegevens uit meerdere websites of bronnen bijeen brengt.
(Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Mashup)
Een
tag (Nederlands: etiket) is een (relevant) sleutelwoord of term geassocieerd met, toegewezen aan of opgenomen in een digitaal bestand (zoals afbeeldingen, video, audio). De tag geeft aanvullende informatie over het bestand waaraan het is gekoppeld en maakt zodoende sleutelwoordgebaseerde classificatie en indexering mogelijk.
Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Tag_(metadata))
Groetz, Ank